Artikel 5 van het Strafwetboek bepaalt dat alle rechtspersonen strafbaar kunnen zijn met uitzondering van de verkozen besturen. Zelfs een aantal bijzondere groeperingen die niet over rechtspersoonlijkheid beschikken, zoals tijdelijke verenigingen of vennootschappen in oprichting, kunnen strafrechtelijk verantwoordelijk worden geacht voor het plegen van een eender welk misdrijf.
Een rechtspersoon stelt zijn materiële gedragingen in het rechtsverkeer altijd door de tussenkomst van een natuurlijk persoon. In sommige gevallen heeft de wetgever dan ook duidelijk bepaald aan welke personen de strafrechtelijke inbreuken moeten worden toegerekend. Zo kent het sociaal strafrecht vaak formules als “worden gestraft: de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers die …". Dergelijke gevallen van wettelijke toerekening hebben tot gevolg dat wanneer de rechtspersoon niet over de door de wet vereiste hoedanigheid beschikt (vb. werkgever of lastgever), het misdrijf ook niet door de rechtspersoon zal kunnen worden gepleegd.
Wettelijke toerekening is echter uitzonderlijk. De strafrechter zal bijna altijd een beroep moeten doen een van de volgende drie algemene regels om een misdrijf materieel toe te rekenen aan een rechtspersoon:
Door een intrinsieke band te vereisen tussen het plegen van het misdrijf en de verwezenlijking van het doel of de belangenwaarneming van de rechtspersoon heeft de wetgever willen uitsluiten dat de rechtspersoon verantwoordelijk zou worden gesteld voor misdrijven gepleegd door personen die weliswaar een juridische band met hem hebben (vb. werknemer) doch die slechts gebruik hebben gemaakt van het juridisch kader of het materiaal van de rechtspersoon om in hun eigen belang of voor hun eigen rekening een misdrijf te plegen.
Er zal bovendien steeds moeten worden aangetoond hetzij dat het misdrijf voortkomt uit een opzettelijke beslissing genomen binnen de rechtspersoon, hetzij dat er een nalatigheid is op het niveau van de rechtspersoon die in oorzakelijk verband staat met het misdrijf.
Wanneer een rechtspersoon verantwoordelijk wordt gesteld uitsluitend wegens het optreden van een geïdentificeerde natuurlijke persoon kan enkel degene die de zwaarste fout heeft begaan, worden veroordeeld. Wanneer een geïdentificeerde natuurlijke persoon de fout wetens en willens heet gepleegd kan hij samen met de verantwoordelijke rechtspersoon worden veroordeeld. Wanneer een misdrijf niet kan worden toegerekend aan een identificeerbare natuurlijke persoon, komt enkel de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de rechtspersoon in het gedrang. Is het misdrijf daarentegen enkel toerekenbaar aan een identificeerbaar natuurlijke persoon (vb. omdat er geen intrinsiek verband is met het maatschappelijk doel van de onderneming), dan zal de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de rechtspersoon niet in het gedrang komen.
Bij onopzettelijke misdrijven, oftewel misdrijven die niet wetens en willens worden gepleegd zoals onopzettelijke slagen en verwondingen, zal de rechtspersoon nooit samen met de natuurlijke persoon strafrechtelijk kunnen worden veroordeeld. Dit is wel het geval bij opzettelijke misdrijven.
De strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de rechtspersoon werd slechts in 1999 ingevoegd in ons strafwetboek, dat reeds dateert van 1867. De bestraffingsgeest van de wetgever in 1867 was dan ook gericht op natuurlijke personen hetgeen zich onder meer vertaalde in het voornamelijk opleggen van gevangenisstraffen. Aangezien een rechtspersoon niet kan worden veroordeeld tot een gevangenisstraf, bepaalt artikel 41bis van het strafwetboek dat de gevangenisstraf in dit geval wordt vervangen door een geldboete waarvan de hoogte afhankelijk is van de duur van de normaal op te leggen gevangenisstraf. De geldboetes variëren van minimaal € 150,00 tot maximaal € 4.320.000,00.
+32 89 32 23 00
Grotestraat 122
B-3600 Genk
+32 89 46 15 62
Bocholterstraat 14
B-3960 Bree